Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een psalm, een [1]lied der inwijding van Davids huis. 1. Of, gezang; [zie hfdst.48 vs.1], om gespeeld en gezongen te worden bij de inwijding van Davids hof, alsof hij van de overwinning tegen Absalom te Jeruzalem was wedergekomen en, in zijn koninkrijk hersteld zijnde, zijn hof van Absaloms gruwelen zuiverde, 2 Sam.20:3, waarvan de meeste uitleggers dit verstaan, gelijk het ook op den inhoud ven dezen psalm bekwamelijk past. Sommigen nochtans menen dat David God hier dankt voor de verlossing van een dodelijke krankheid, uit vs.3,10. Verg. met hfdst.6 vs.5, van de inwijding. Zie Deut.20:5.